Buitenmodel uniformjas Kapitein Barkmeijer - C-2-III-14 R.A.
Hieronder vindt u de Buitenmodel uniformjas van Reserve Kapitein J. Barkmeijer van de 3e afdeling van het 14e Regiment Artillerie. ( III-14 R.A.). Kapitein Barkmeijer was de commandant van de 2e Batterij van die eenheid. De gehele 3e afdeling was uitgerust met stokoude 12 lang staal kanonnen. Deze
vuurmonden stamden uit 1878 en hadden een kaliber van 125 mm. Elk geschut werd bediend door een stukcommandant en zes bedieningsmanschappen. III-14 R.A. bestond uit drie batterijen met elk vier stukken. De afdeling werd eerst gelegerd in het Tul en 't Waal van begin september 1939 tot begin april 1940. Daarna werd de afdeling verplaatst naar Dubbeldam. De staf van III-14 R.A. en de staf van 3-III-14 R.A. waren beiden in Dordtwijck ondergebracht. De officieren, onderofficieren, manschappen en paarden werden verspreid over diverse kwartieren in Dubbeldam. De commandopost van III-14 R.A. was ondergebracht in de school aan de Zuidendijk. Vlak voor de 10e mei waren de stukken op het laatste moment in een vooruitgeschoven stelling geplaatst in de omgeving van de Wieldrechtse Zeedijk. De rechter batterij onder Reserve Kapitein W.J. Dethmers Opstellingen III-14 R.A. Dubbeldam 1940 ( klik voor vergroting).
stond opgesteld langs de Blindeweg. De linker batterij onder Reserve Kapitein
H. Sasburg. De middelste batterij onder Reserve Kapitein J. Barkmeijer stond ten zuidwesten van de Kruising: Schenkeldijk, Zeedijk, Oude Veerweg.
De hoofdschootrichting van de Afdeling was het zuidelijke bruggenhoofd Moerdijk. De stukken stonden opgesteld in rembeddingen, voorzien van aarden wallen tegen scherfwerking. Er was op 10 mei 1940 nauwelijks camouflage aangebracht. Wel waren er bij twee van de drie batterijen wachtposten aanwezig met Lichte Mitrailleurs. Bij de batterijen was tenminste één munitierantsoen aanwezig, De stukken waren mogelijk nog niet ingemeten. *1 *2
Kapitein Barkmeijer tijdens de meidagen.
Kapitein Jan Barkmeijer werd geboren op 2 december 1900 in de gemeente Achtkarspelen in Friesland. Hij was tandarts van beroep en na de oorlog gehuwd met Willy Staal. Tijdens de mobilisatie was hij Reserve Kapitein bij het 14e Regiment Artillerie. Hij was commandant van de 2e batterij van de derde afdeling ( 2-III-14 R.A. ) op 10 mei 1940 werd de kapitein wakker van explosies in de omgeving Moerdijk. Hij haastte zich naar de legeringslocatie van de onbereden manschappen en gaf de onderofficieren opdracht om zo snel mogelijk de batterijen te bezetten. De wachtposten bij de batterijen waren echter al overlopen en hadden zich teruggetrokken op de Zuidendijk. De Duitse parachutisten waren intussen praktisch bovenop de stellingen van III-14 R.A. geland en hadden de stukken direct veroverd. Nadat Kapitein Barkmeijer met de motorfiets naar het afdelingsbureau was gereden werd de munitie uitgedeeld aan de manschappen die bij de Stevensweg waren gelegerd. Vervolgens besloot Kapitein Barkmeijer met goedkeuring van de Afdelingscommandant Kapitein Mulder, de batterijen te gaan heroveren, omdat intussen duidelijk was dat deze door Duitse parachutisten werden bezet. Onderweg op de Schenkeldijk werd men onder vuur genomen. Men probeerde sprongsgewijs op te rukken in de lengte van de dijk waarbij enkele gewonden vielen waaronder Luitenant Rutten van de administratie.
Intussen werd het kruispunt Schenkeldijk, Zeedijk, Oude Veerweg door de 1e Luitenant Koch en mogelijk ook de 2e Luitenant Spoelder verkend. De Duitsers gooiden hierop met handgranaten over de dijk heen. Deze lagen achter de Zeedijk en achter een duiker in de noordoostelijke hoek van het kruispunt. Kapitein Barkmeijer besloot met vijf man bij de Duitsers achter die duiker in de flank te komen. Men lag onder hevig vuur en de Kapitein raakte spoedig gewond aan zijn been. Dienstplichtig Soldaat Westerdijk probeerde de Kapitein uit de vuurlinie te halen. Toen hij zich iets oprichtte om de laars van de Kapitein uit te trekken werd hij op dat moment in zijn hart getroffen. Zijn laatste woorden waren volgende de Kapitein: "O Moeder" en hij stierf. De kapitein bleef intussen gewond liggen in een greppel terwijl de rest zich terugtrok achter de Zuidendijk. Hij werd nog steeds onder vuur genomen, daar een kogel zijn kijker trof. Andere patronen sloegen slechts een meter van hem in. Toen het vuur ongeveer drie uur later wat verstomd was werd Kapitein Barkmeijer door een aantal vrijwilligers opgehaald. Zijn beenwonden werden verbonden door de Officier van Gezondheid Dr. van Noord, waarna hij per brancard naar een ziekenhuis in Dordrecht werd vervoerd. Kapitein Barkmeijer overleefde zijn verwondingen. Nadat hij met groot verlof ging werd hij later in de oorlog lid van het Groningse Verzet. Hij werd plaatsvervangend commandant van de Ordedienst van de stad Groningen district I.
Op 12 november 1946 werd Kapitein Barkmeijer bij Koninklijk Besluit het Bronzen Kruis toegekend wegens zijn krijgsverrichtingen in Dubbeldam met III-14 R.A. Op 26 oktober 1982 werd daar het Verzetsherdenkingskruis aan toegevoegd. Op 17 februari 1988 overleed Jan Barkemeijer op 87 jarige leeftijd in Groningen. *3
Foto: Anton Bohnen - Veldartillerie III-14 R.A. Tul en 't Waal & Dubbeldam 1939-1940. *3
Links Kapitein Barkmeijer, rechts Soldaat Westerdijk.
Krijgsverslag mei 1940 Kapitein Barkmeijer - Commandant 2-III-14 R.A.
409 Gevechtsarchieven - 12.5.9. Artillerie in de Groep Kil - 487013 -
Gegevens van de commandant van de 2e batterij van de IIIe afdeling van het 14e regiment artillerie kapitein J. Barkmeijer. *4
Uniformjas Kapitein Barkmeijer - Commandant 2-III-14 R.A.
Hieronder ziet u de uniformjas van Kapitein Barkmeijer. Het is een buitenmodeljas van Ripcord stof. Dit was het laatste type buitenmodeljas dat gemaakt werd tijdens de mobilisatie. Het buitenmodel uniform werd privé aangeschaft. Officieren kregen hier een vergoeding voor van het rijk. Het is overigens geen gegeven dat Kapitein Barkmeijer deze specifieke uniformjas droeg op 10 mei 1940. Een officier had meestal meerdere buitenmodel-uniformen. In de meeste gevallen in ieder geval twee. Wat wel opvallend is, is dat de broek ontbreekt. En die broek zal de oorlog gezien de Kapiteins opgelopen beenwonden niet overleefd hebben. Wellicht is dit dus het jasje is dat hij in mei 1940 droeg maar dit is niet meer na te gaan. Het jasje is tijdens de mobilisatie gemaakt door de kleermaker J Belings uit Groningen en na de oorlog in gebruik genomen door een toneelschool uit Groningen. In de binnenkant van de mouw zit nog een label met een nummer. Mogelijk het waslabel van de Kapitein. In de binnenzak zit een label met zijn naam: J .Barkmeyer maart 1940. Het Ribcord uniform is zonder twijfel één van de mooiere en betere kwaliteit uniformen die vervaardigd zijn tijdens de mobilisatie, maar het was wel een ontzettend zwaar uniform. Eigenlijk niet echt geschikt voor velddienst. Over de uniformjas wordt de zogenaamde Sam-Brown riem gedragen. Dit was een riem die specifiek bedoeld was voor officieren. Op de beide kanten van de kraag zijn drie sterren te zien. Dit geeft aan dat het om een uniformjas met de rang van Kapitein gaat.De beide emblemen, en de rode biezen op de kraag en langs de mouwen geven aan dat het om een uniformjas van de Artillerie gaat.
Uniformjas Kapitein Barkmeijer op buste.
Uniformjas Kapitein Barkmeijer binnenzijde.
Kunt u ons meer informatie leveren over Kapitein Barkmeijer? Of heeft u nog andere zaken met betrekking tot de Kapitein ter aanvulling van mijn collectie? Mail dan gerust naar: Info@Dordrechtindeoorlog.nl
©2017-2024 :Https://www.Dordrechtindeoorlog.nl: (Op de content op deze website berust auteursrecht: Deze content mag niet worden gedeeld, gedupliceerd of gepubliceerd zonder nadrukkelijke toestemming van de auteur van deze website. Voor verzoeken hieromtrent kunt u zich richten tot : Info@Dordrechtindeoorlog.nl of kijken op : www.Dordrechtindeoorlog.nl - Gebruiksvoorwaarden websitecontent).
*1 Bron: Zuidfront-Holland1940 - Vak Wieldrecht 1e fase.
*2 Bron: A.Bohnen - Veldartillerie III-14-R.A. Tull en 't Waal & Dubbeldam 1939-1940.
*3 Bron: Groningsearchieven.nl
*4 Bron: 409 gevechtsarchieven.
*5 Bron: Veldgrijs deel 4 - M.C. Farla.